Thema: Wat is er weg?
Doel: Kinderen begrijpen dat iets weg kan zijn.
Petrus is één van de vrienden van Jezus. Hij ging altijd met Jezus mee en leerde veel van Hem. Maar nu is Jezus dood. Maar dan, vroeg in de ochtend komt Maria Petrus roepen. Ze zegt: Petrus, kom snel mee. Jezus is niet meer in het graf. Petrus rent naar het graf en ziet dat de steen weg is.
Als hij weer thuis is, ziet hij Jezus. Hij is heel blij en weet dat Jezus zijn beste vriend is.
Het verloop:
Kijk in de kist, wat zal er deze week inzitten?
Lees samen het boekje, benadruk dat Jezus altijd eerst bij Petrus en zijn andere vrienden was. Maar toen stierf Hij. Hij was er niet meer, Hij was weg.
Verzamel een aantal attributen/plaatjes. Leg er steeds drie of vier neer en laat de kinderen ze goed bekijken. Laat ze dan hun ogen dichtdoen of zicht omdraaien en haal 1 voorwerp weg. Vraag hen wat er weg is.
Verwerkingsopdracht:
Laat 1 kind zich verstoppen. Het is weg? Ga samen zoeken waar het is.
En laat een kind een voorwerp verstoppen. Ga samen zoeken waar dat is.
Benodigdheden: